2 april 2018
“There are two kinds of companies — those that work to raise prices and those that work to lower them.” Jeff Bezos, founder & ceo of Amazon
Wereldeconomie
Macro-economische statistieken blijven robuust. In alle grote economische regio´s neemt het consumentenvertrouwen toe, blijven inkoopmanagers indices (PMI’s) ondanks een recente lichte terugval op hoge niveaus en worden de hoge verwachtingen van analisten in recent gepubliceerde cijfers gemiddeld gezien waargemaakt.
Sinds een aantal weken is echter de rustige omgeving van geleidelijk stijgende aandelenprijzen en steeds lagere volatiliteit ingeruild voor meer onrust op de financiële markten. Naast de spanningen inzake internationale handel is ook minder ruim monetair beleid of zinsspelingen op dergelijk beleid een van de oorzaken. Waar marktparticipanten vroeger veel aandacht hadden voor statistieken over de geldhoeveelheid, destijds een belangrijk middel voor monetair beleid, wordt nu het rentebeleid en het obligatie-opkoopbeleid van centrale banken in de VS (FED), Europa (ECB) en Japan (BOJ) nauwgezet gevolgd. Ieder woord in de maandelijkse toelichting van centrale bank presidenten wordt hierbij in detail geanalyseerd. Dit is de visie van het Laaken investment committee voor de Amerikaanse en Europese centrale bank:
De FED heeft de rente recent met een kwart procent verhoogd naar een bandbreedte tussen 1,5 en 1,75%. De driemaands LIBOR-rente, waarmee banken US Dollars aan elkaar kunnen lenen, is nog verder gestegen en staat op 2,3%. De verwachting van het FED monetair beleidscomité is nog twee renteverhogingen dit jaar en drie in 2019. Historisch gezien blijkt de inschatting van het beleidscomité inzake de rente bijna altijd te hoog. Behalve wanneer inflatie fors toeneemt, dan kan het zijn dat rente sneller wordt verhoogd dan eerder aangegeven. Laaken schat het risico op minder renteverhogingen, gegeven gematigde inflatie(verwachtingen), groter in dan dat het FED beleidscomité zijn eigen inschatting realiseert of overtreft. De recente renteverhoging heeft vooralsnog vooral effect op de korte rente. Met het uitblijven van hogere inflatieverwachting wordt het renteverschil tussen tienjarige en kortlopende obligaties kleiner. Sinds begin 2018 is de tienjaarsrente wel degelijk gestegen. Een groot deel van deze toename is echter al weer ongedaan gemaakt door anti-vrijhandel retoriek en correcties in de aandelenmarkt.
In maart heeft de ECB er minder nadruk op gelegd dan voorheen dat het klaar staat om het inkoopprogramma voor schuldpapier op te voeren bij tekenen dat de economie minder goed presteert. Het Laaken investment committee verwacht dat de ECB vanaf september aanstaande, wanneer het huidige programma afloopt, de maandelijkse opkoop stapsgewijs zal afbouwen. Niet in de laatste plaats omdat het tegen de grenzen van het opkoopprogramma begint aan te lopen. Zo kent het programma een verplichting om minder dan 33 procent van de uitstaande schuld van een land aan te houden.
Financiële markten
Tegen deze achtergrond van minder ruim monetair beleid van zowel de FED als de ECB blijven de risicorendementsverhoudingen voor een groot deel van de obligatiemarkt onaantrekkelijk. Ondanks de gematigde inflatie(verwachtingen) of toenemende inflatoire druk kan het lage lopend rendement in het geval van een rentestijging snel worden tenietgedaan door een koersdaling. Bovendien zou obligatierente met de huidige inflatieniveaus eigenlijk al hoger moeten zijn.
Zowel in de VS als Europa zijn geëiste risicopremies op bedrijfsobligaties laag.
Ook voor de aandelenmarkt, welke eveneens wordt gekenmerkt door hoge waarderingen, kan krapper monetair beleid een negatief effect hebben op de koersen. Vastgoed als sector wordt geacht hier het meest gevoelig voor te zijn. De recente resultaten en de ontwikkelingen van de verwachtingen van bedrijfsanalisten geven echter reden voor meer optimisme over deze beleggingscategorie.
Beleggingsstrategie
Binnen obligaties wordt het renterisico laag gehouden. In het lage risicodeel van de portefeuilles blijft onze afweging tussen obligaties met weinig kredietrisico en liquiditeiten in het licht van bovenstaande visie op monetair beleid in het voordeel van liquiditeiten. De allocatie in liquiditeiten blijft daarom hoog. De allocatie in bedrijfsobligaties is recent verminderd vanwege de lage risicopremie. Tot slot is een deel van de portefeuille geïnvesteerd in korte US Dollarobligaties. De structureel hogere rente in US Dollar wordt aantrekkelijk genoeg geacht om valutarisico in dit deel van de portefeuilles op te nemen.
De relatieve waardering van beleggingscategorieën blijft ondanks de hoge waarderingen in het voordeel van aandelen. De portefeuilles hebben daarom een lichte overweging in deze categorie. De selectie en waardering van individuele aandelen is daarbij een belangrijke factor. De beleggingen in vastgoed zijn over het eerste kwartaal verlaagd.
De allocatie in goud blijft gehandhaafd, voornamelijk als verzekering tegen aanhoudende politieke risico’s en een mogelijke toename van volatiliteit. De diversificatie uit de Euro in fundamenteel sterke valuta’s wordt, ondanks valutaverliezen de afgelopen maanden, gehandhaafd.